donderdag 28 juni 2012

Beter mens door boeken?

Ik had een leuk mopje uit de Volkskrant, maar helaas kan ik het zelf niet op de blog krijgen, wie weet krijg ik nog een keer een huisgenoot zo ver om het voor me te doen.
Van de kunstredactie kwam nog een bericht dat je een beter mens wordt door boeken. In Brazilie komen criminelen in aanmerking voor strafvermindering als ze boeken lezen. Na het lezen van twaalf boeken kan er maximaal 48 dagen strafverkorting volgen. Er wordt wel een afsluitend essay verwacht waarbij gelet wordt op foutloze spelling en algemene leesbaarheid van de tekst. De boeken mogen literair zijn, filosofisch of wetenschappelijk. Hoe kom je er op?
Inmiddels was de huisgenoot zo ver en staat het mopje hiernaast. Ik sprak Carin Wormsbecher van 1 Miljoen Boeken, zij is er van overtuigd dat boeken in eigen beheer uitgegeven niet zo hoeven te eindigen als in deze mop.
We zullen zien...

maandag 4 juni 2012

Wachten...



Het boek van Buwalda heb ik uit, we gaan het a.s. donderdag in mijn boekenclub bespreken.
Ik had van verschillende mensen gehoord dat ze niet enthousiast waren, nou, ik heb het in een adem uitgelezen, ik vond het origineel, goed geschreven en met veel mooie originele metaforen.
En dat voor een debuut! Tjonge. Op vakantie heb ik ook twee boeken van Renate Dorrestein (her-)lezen, ik houd ook van haar stijl, en haar onderwerpen en manier van schrijven zijn zo herkenbaar haar stijl, dat vind ik ook knap. Maar goed, ik moet dus nog een paar maanden wachten voor ik wat hoor van die uitgever. Inmiddels heb ik een verhaal geschreven over een jongetje uit Bonaire dat naar Zwitserland gaat, of had ik dat al verteld? En verder schrijf ik voor mijn eigen lol korte verhalen, zal ik er hier eentje plaatsen? dan hebben jullie toch wat en wordt het wachten iets bekort.

Sneeuwwitje.

Het raam is professioneel gezeemd. Zelfs in het kleine straaltje zonlicht dat de kamer binnenvalt zie ik geen strepen op het glas. Het vertrek lijkt op de wachtruimte van een station, de laatste trein is nog net niet vertrokken. Het is onwerkelijk stil. We zitten een stukje uit elkaar op een redelijk comfortabele stoel en staren voor ons uit. Je kunt niet om het glas heen, waar je ook kijkt, je blik wordt er door getrokken. Het lijkt op het glazen kistje van Sneeuwwitje, maar dan groter. De kist staat achter het raam, er ligt een man in. De vrouw van mijn vader opent dit toneelstuk, haar magnum opus.
"Pedro, mi amor, mi Pedro, ai ai ai," ze valt nog net niet om en haar zwaar beringde handen worden tegen het raam gedrukt, langzaam glijden ze af langs het glas. Het lijkt alsof die handjes voor mijn ogen in een vettige substantie veranderen die naar beneden druipt. Haar parfum vult de ruimte.
Het zonlicht glijdt onverbiddelijk over haar gezicht. Tragisch. Ze zakt langzaam in elkaar, haar knieen knikken opzichtig en ze wacht net lang genoeg om haar dochter in staat te stellen haar op te vangen. Zo hoeft ze niet serieus op de grond te eindigen en haar mooie kleren te bezoedelen. De vloer is onwerkelijk schoon, net als het glas, dus de kans dat je hier vuil wordt is klein, maar toch. Gesteund door haar dochter Angelines en haar ontroerend verlegen schoonzoon bereikt ze haar stoel, die strategisch is opgesteld tussen de deur en de figuranten die wij zijn.

Ik kijk naar Angelines. Ze doet haar naam eer aan en is de enige die werkelijk verdriet lijkt te hebben. Haar moeder is druk in de weer met een prachtig geborduurd zakdoekje. Ze repeteert voor de laatste akte. Aan haar zal het niet liggen, dit wordt de mooiste schijnvertoning ooit. Als de eerste bezoeker ons heiligdom binnenkomt leeft ze op. Hij is een van de figuranten, keurig in het pak dat hij waarschijnlijk ook bij zijn huwelijk droeg. Hier breng je een goed pak niet zo maar naar de lommerd, al is het een beetje te groot geworden voor zijn magere gestalte. Plichtsgetrouw staat de man even stil voor het glas. Hij heeft zijn pet afgenomen en staat stram en onwennig in de houding. Toch, gezien zijn leeftijd moet hij hier vaker zijn geweest. Langzaam draait hij zich om naar de hoofdrolspeelster.
"Te condole, que triste," mompelt hij. Maar zo gemakkelijk komt hij er niet af, de rechtmatige echtgenote van de man achter het glas grijpt zijn hand en stort nieuwe tranen. Bevallig veegt zij ze met het zakdoekje weg, daarbij vermijdt ze zorgvuldig de oogmake-up die haar dochter bij haar heeft aangebracht.
"Su hija está aqui", en met een priemende wijsvinger wordt naar de dochter uit Holland gewezen. Die dochter ben ik. Mijn moeder was de eerste echtgenote van de man achter het glas. Verschrikt kijkt deze eerste gast in het toneelstuk naar mij. Ik speel mijn rol niet erg goed, gisteren werd mijn echtgenoot nog gevraagd of ik wel gehuild had.
"Ja hoor", zei die goeierd. Alle nieuw binnengekomen gasten moeten langs het hier onbekende familielid. Mijn Spaans is niet toereikend, dus ik knik maar wat als ze me een hand geven.
De katholieke dienst die wat later volgt is er een uit het boekje. Uit wat ik opvang wordt duidelijk dat de man die voor in de kerk staat mijn vader volstrekt niet heeft gekend.

Is dat erg? Welnee, mijn vader was de laatste die zich iets aantrok van verplichte nummers. Ik zie hem voor me, zijn gezicht half verborgen in een boek, het aan mijn moeder overlatend om de koffievisite te vermaken. Hij verveelde zich snel, en dan was hij onverbiddelijk. Gasten of niet, hij ging zitten lezen. Op hun huwelijksreis naar Uddel zat zijn kersverse echtgenote achterin de voor die speciale gelegenheid gehuurde auto. Zijn moeder zat voorin naast hem. Onconventioneel, dat wel, je moeder meenemen op je huwelijksreis. Dat was mijn vader. Het huwelijk heeft niet lang stand gehouden. Ik hoor hem lachen. Hij verstaat vast en zeker wat er gezegd wordt bij zijn uitvaart.
"Eso es", en "Claro que si," dat zou zijn samenvattende commentaar geweest zijn.
Later zoek ik samen met Angelines een plekje uit voor de urn. Ik ben de reuzin naast een bevallig elfje. De nis waarin de urn komt te staan mag niet hoog zijn, want ik vermoed dat zij er vaker heen zal gaan dan ik. De zon brandt ongenadig als we langs de urnenwand lopen. Er vliegen zo’n twintig ooievaars over. Bloemenkransen geven een onwerkelijk zoete geur af, het maakt dat de bloemen onecht lijken. De plastic tuiltjes zijn de rekwisieten die de couleur locale perfect weergeven. Angelines houdt mijn hand vast, haar hand is warm en vochtig.

De vrouw van mijn vader is intussen herrezen uit haar immense droefenis. Ze kan weer eten. Ze veegt haar vette lippen af, waarbij het lippenrood voor een deel wordt mee geveegd, en kijkt mijn kant uit. Het toneelstuk is nog niet helemaal afgelopen, de gordijnen zijn nog niet met zacht geruis gevallen. "Hija, como está?"
Bien, gracias, met mij gaat het goed, dank u. De gordijnen kunnen dicht.